Thursday, November 23, 2006

Augustinus Confessiones

Confessiones XI

Aurelius Augustinus begint in boek XI van de Confessiones meteen met het vraagstuk; ‘ Waar was God aan bezig, alvorens Hij de hemel en de aarde maakte?’ Tot de verbazing van Augustinus komt men (die zich met dit vraagstuk bezig houden) met het argument aan; waarom begint God met scheppen terwijl Hij dat eerst niet deed? Dit staat het begrip ‘eeuwigheid’ in de weg. Als God een wil krijgt om iets te scheppen, waarom was die wil er dan eerst niet? Er zou sprake zijn van een handeling, een verandering. En waar een verandering in het denken van iets eeuwigs is, kan het dan nog wel eeuwig genoemd worden. Maar was de wil om te scheppen eeuwig, waarom bestaat de schepping dan niet al eeuwig?

Augustinus verheerlijkt het ongrijpbare van God en ziet in dat de mens met zijn verstand de eeuwigheid niet kan bevatten. De eeuwigheid bestaat uit ‘algehele tegenwoordigheid’ en er is dus geen sprake van tijd. God kan nergens aan bezig geweest zijn voor het scheppen van de Hemel en de Aarde. Aangezien het begin van het scheppen, het scheppen van de Hemel en de Aarde is. De Hemel en de Aarde zijn allesomvattend. Er zijn zo ook nooit ‘talloze eeuwen’ voorbij gegaan voor de Schepping, aangezien bij de Schepping de tijd geschapen is. God is niet onderhevig aan tijd, aangezien Hij tijd zelf gemaakt heeft. Tijden verstrijken en komen, maar God blijft onveranderlijk. Het is duidelijk dat Augustinus worstelt met het begrip ‘tijd’. Augustinus filosofeert en komt op allerlei vraagstukken terecht. Steeds weer vraagt hij God om inzicht.

Verleden tijd is geen tijd aangezien het is verstreken en het is dus niet meer. Toekomstige tijd is geen tijd want het is nog niet geweest en hoe kan iets dat nog niet geweest is ‘zijn’? ‘lange/korte tijd’, bestaat niet. Het zal een lange tijd zijn of er is een korte tijd geweest. Want het is niet meer, of is nog niet geweest. En tegenwoordige tijd, kan die lang zijn? Die kan niet tegenwoordig blijven, want dan zou het eeuwig zijn. Tegenwoordige tijd moet altijd opgedeeld worden in toekomst en verleden. Het heeft tengevolge dus geen uitgestrektheid.

Hoe kunnen voorspellers dingen uit de toekomst zien, als ze nog niet bestaan? Een voorspeller ziet ze in het tegenwoordige en zijn voor hem dus tegenwoordige tijd. Hoe kan men beelden uit het verleden herinneren als die tijd niet meer is? Beelden uit het verleden worden omgezet in tegenwoordige tijd. Augustinus concludeert uit dit vraagstuk, dat er noch toekomende noch verleden dingen zijn. Er zijn drie tijden in de vorm van, 1) tegenwoordige tijd van het verleden, 2) de tegenwoordige tijd van het tegenwoordige en 3) de tegenwoordige tijd van het toekomende.

Hoe kan men een tijd meten die niet meer/nog niet is? En hoe kan men een tijd in tegenwoordigheid meten, terwijl dat geen tijdsspanne heeft? Een tijd kan alleen gemeten worden, doordat hij voorbij gaat. Maar waarmee kan tijd gemeten worden? Een dubbele lettergreep hoeft niet dubbel zo lang uitgesproken te worden dan een enkele lettergreep. Zo ook kunnen de bewegingen van de hemellichamen geen tijden zijn. Zo is bijvoorbeeld de omgang van de zon (er was toen een geocentrisch wereldbeeld) een dag. Maar al zou de zon 24 keer zo snel gaan, dan zou een dag een uur zijn. Wat is dan de tijd? Geen beweging ten opzichte van een andere beweging, want dit is wellicht veranderlijk.

Tijd is niets anders dan een uitgestrektheid. Augustinus legt het uit met het voorstellen van het horen van een toon. Wat je eigenlijk meet is de indruk van wat je hoort zodra je het hoort, totdat de toon vervlogen is. Een lange tijd in het verleden is niet lang (want hij is niet meer) maar een lange herinnering aan het verleden. Tijden zijn indrukken, of het zijn geen tijden. Ook al is het stil, je verbeeld je de tijd in een geluid. Augustinus komt terug op de vraagstelling van het begin, beaamt deze en komt zo in dit gedeelte van de Confessiones bij het einde van zijn rede.

3 comments:

Jo�lle said...

Wohoo hier moet ik nodig eens uitgebreid over nadenken. Heb er inderdaad wel eens bij stil gestaan, bij het vreemde concept 'tijd'. Er bestaat geen nu, want op het moment dat je nu zegt, is het nu alweer voorbij. Misschien bestaat er alleen maar een verleden, en geen toekomende tijd, omdat die tijd nog niet geweest is, en dus geen tijd is. Tegenwoordige tijd bestaat dus niet echt. Alleen verleden. Maar wat is dan verleden tijd, als het vervlogen is, en dus geen tijd meer is? Ja, ik moet hier echt nog even over nadenken.

Erg goed stuk!

Joëlle

Coert said...

"Onrustig is mijn hart, totdat het rust vindt in u..."

Augustinus. Ik heb net een bloemlezing gelezen uit zijn 'belijdenissen'. Alleraardigst. Ik zal dit stuk nog wel eens lezen om er op te reageren.

BerendWillem said...

Be siad
Dat is niet zo moeilijk hoor!?
Kijk het heden is scheppen. De hoe- en wat-"danigheid"van dat scheppen blijft een mysterie in termen van (meetbare) tijd, is niet identificeerbaar in het "format" meetbare tijd. Het ontstaan van een vondst bestrijkt verleden, heden en toekomst, en "wordt","gebeurt" buiten meetbare tijd, is wellicht de dialectische tegenpool van "tijd".
"Tijd" zelf,gaat over verleden of toekomst, gedefinieerde uitgestrektheden en daardoor ook meetbaar.